Choline is een relatief onbekende, maar essentiële voedingsstof voor de mens. Hoewel choline gemaakt wordt in de lever, is deze aanmaak normaal gesproken niet voldoende om in de lichamelijke behoefte te voorzien. Daarom is opname uit de voeding in veel gevallen essentieel.
Choline is belangrijk voor goede lever-, spier- en hersenfuncties, evenals voor lipidenmetabolisme en samenstelling en herstel van cellulaire membranen. Zo is choline nodig bij de synthese van fosfatidylcholine, een essentiële structurele component van celmembranen. Fosfatidylcholine is ook belangrijk voor een normaal vetstofwisseling en afvoer van vetten uit de lever. Verder is choline betrokken bij de synthese van de neurotransmitter acetylcholine, die essentieel is voor hersen- en zenuwfuncties als geheugen, spiercontrole en stemming. Daarnaast is choline nodig voor de synthese van betaïne, een belangrijke osmoliet in de nierglomerulus en betrokken bij reabsorptie van water uit de nierbuis. Ook is betaïne belangrijk als leverancier van methylgroepen voor methyleringsreacties, zoals epigenetische regulatie van DNA.
Als er te weinig choline uit voeding wordt gehaald, kan het belangrijk worden om extra choline in te nemen via voedingssupplementen. Dat geldt met name voor ouderen en zwangere vrouwen die mogelijk meer choline nodig hebben. Choline is belangrijk voor de normale ontwikkeling van de foetus. Nadelige gezondheidsuitkomsten die zich tijdens de levenscyclus kunnen voordoen bij een tekort aan choline zijn geboorteafwijkingen, neurologische afwijkingen en cognitieve veranderingen, leververvetting en cardiovasculaire aandoeningen. Voor een uitgebreide toelichting en referenties, zie verderop in deze monografie.
Choline is een essentiële voedingsstof voor goede lever-, spier- en hersenfuncties, evenals voor lipidenmetabolisme en samenstelling en herstel van cellulaire membranen. Choline is ook belangrijk voor de normale ontwikkeling van de foetus (Korsmo, Jiang, & Caudill, 2019).
Choline draagt bij aan het behoud van de structuur van celmembranen. Het wordt gebruikt bij de synthese van fosfatidylcholine, een essentiële structurele component van celmembranen: fosfatidylcholine is goed voor ongeveer 95% van de totale choline in weefsels. Onvoldoende inname van choline verstoort de integriteit van celmembranen, wat leidt tot ‘lekkende membranen’ (Li et al., 2006).
Transport en metabolisme van lipiden
Choline is nodig voor een normaal lipidenmetabolisme. Vet en cholesterol uit de voeding worden naar de lever getransporteerd door lipoproteïnen, chylomicronen. In de lever worden lipiden en cholesterol verpakt in lipoproteïnen met zeer lage dichtheid (VLDL) voor transport in de bloedbaan naar extrahepatische weefsels. Fosfatidylcholinesynthese is vereist voor deze VLDL-assemblage en secretie uit de lever. Zonder voldoende fosfatidylcholine hopen vet en cholesterol zich op in de lever (Steven H. Zeisel, Klatt, & Caudill, 2018).
Centraal en perifeer zenuwstelsel
Acetylcholine functioneert als een neurotransmitter in zowel het centrale zenuwstelsel (CZS) als het perifere zenuwstelsel (PZS). Cholinerge signalen van de basale voorhersenen naar de hersenschors en de hippocampus ondersteunen in het CZS de cognitieve functies van die doelgebieden (Ballinger, Ananth, Talmage, & Role, 2016). In het PZS activeert acetylcholine skeletspieren en is het een belangrijke neurotransmitter in het autonome zenuwstelsel (McCorry, 2007). Acetylcholine speelt een belangrijke rol in het zich ontwikkelende brein en de hippocampus, het gebied dat betrokken is bij leren, geheugen en aandacht (Jan Krzysztof Blusztajn & Rinnofner, 2016).
Een andere metaboliet van choline, sfingomyeline, zit in de myelineschede die de axonen van zenuwcellen omhult. Het maakt een efficiënte, snelle overdracht van zenuwsignalen mogelijk.
Epigenetische regulatie van genexpressie
De oxidatie van choline naar betaïne en de daaropvolgende synthese van SAM zijn kritische methyleringsreacties voor DNA- en histonmethylering, twee centrale processen voor epigenetische genexpressie (J K Blusztajn & Mellott, 2012). Dit is essentieel in het juist aan- en uitschakelen van genen tijdens celgroei en celontwikkeling, en belangrijk voor de normale prenatale ontwikkeling en postnatale groei (Korsmo et al., 2019). Zo kan tijdens de zwangerschap een te lage choline-inname door de moeder DNA-methylering in de placenta en het navelstrengbloed veranderen, met risico op neuralebuisdefecten en andere geboortedefecten als hazenlip en hartafwijkingen (Jiang et al., 2012; Shaw, Carmichael, Yang, Selvin, & Schaffer, 2004).
Endogene aanmaak
Choline is een 2-hydroxyethyl-trimethylammoniumzout. Het wordt in het lichaam gemaakt via de fosfatidylethanolamine N-methyltransferase (PEMT) route, waarbij fosfatidylcholine wordt gevormd uit fosfatidylethanolamine en S-adenosylmethionine (SAM). Dit proces vindt voornamelijk in de lever plaats (Steven H. Zeisel et al., 2018).
Via voeding
De endogene aanmaak in de lever is onvoldoende om de lichaamsbehoeften te ondersteunen. Opname uit de voeding is daarom in veel gevallen essentieel (Fischer et al., 2007). Choline uit cholinebevattende voedingsmiddelen wordt door de darm opgenomen via cholinetransporters (Li & Vance, 2008).
Voedingsbronnen van choline
Choline komt in zeer veel voedingsmiddelen voor. Rundvlees, varkensvlees en kip zijn goede bronnen van choline, waarbij er in organen als lever en nieren meer choline zit. Ook eieren, vis en bepaalde plantaardige voedingsmiddelen zoals kruisbloemige groenten (bloemkool, broccoli) bevatten choline (Steven H. Zeisel & Da Costa, 2009; Steven H. Zeisel, Mar, Howe, & Holden, 2003). Dierlijke producten bevatten over het algemeen meer choline per gewichtseenheid dan planten.
Voedingsmiddelen bevatten ook de cholinemetaboliet betaïne (genoemd naar bieten). Betaïne kan niet in choline worden omgezet, maar kan wel, net als choline, als methyldonor worden gebruikt, waardoor men minder choline nodig heeft (Steven H. Zeisel et al., 2018, 2003).
Hoeveelheid choline en betaïne in verschillende voedingsmiddelen (Wiedeman et al., 2018) | ||
Voedingsmiddel |
Betaïne (mg) |
Totaal choline (mg) |
1 middelgroot hardgekookt ei (50 gr) |
0,3 |
112,85 |
100 gram rundvleeslever |
5,6 |
431 |
100 gr biefstuk |
13 |
104,2 |
100 gr varkenskoteletten |
2,8 |
78,2 |
100 gram zalm |
1,8 |
90,4 |
100 gram gekookte broccoli |
0,1 |
40,1 |
100 gram amandelen |
0,5 |
52,5 |
Choline zit ook in moedermelk: borstvoeding in de eerste zes levensmaanden voorziet in voldoende choline voor de baby (Wiedeman et al., 2018). Om te voorkomen dat cholinevoorraden bij de moeder verminderen, wordt vrouwen aangeraden om tijdens de borstvoedingsperiode extra choline in te nemen via voeding of suppletie.
Choline wordt slechts in geringe mate in de lever aangemaakt. Dit is niet voldoende om in de lichamelijke behoefte te voorzien. Opname uit de voeding is daarom in veel gevallen essentieel (Fischer et al., 2007).
Vormen van choline
De huidige voedingsaanbevelingen voor choline zijn vastgesteld als Adequate Intakes (AI's) voor totale choline; choline in de voeding is echter aanwezig in meerdere verschillende vormen die zowel in water oplosbaar zijn (bijvoorbeeld vrije choline, fosfocholine en glycerofosfocholine) als in vet oplosbaar (bijvoorbeeld fosfatidylcholine en sfingomyeline) (Patterson et al., 2008). Interessant is dat de verschillende vormen van choline die uit de voeding worden gehaald tijdens de kindertijd verschillen van die op volwassen leeftijd. Dit kan worden verklaard door de primaire voedselbron, waar het grootste deel van choline aanwezig in moedermelk in wateroplosbare vorm is, versus vetoplosbare vormen voor voedsel dat later wordt geconsumeerd. De verschillende vormen van choline moeten als relevant worden beschouwd in specifieke ontwikkelingsstadia; ze hebben invloed op de groei, het immuunsysteem, de plasma- en serumcholesterolspiegels en de ontwikkeling van de hersenen. Het is daarom belangrijk dat naast het schatten van de totale hoeveelheid choline in het dieet, ook gekeken wordt welke vormen van choline uit de voeding worden ingenomen (Lewis, Field, & Jacobs, 2015).
Opname choline
De wateroplosbare en vetoplosbare soorten choline verschillen van elkaar in hoe ze worden opgenomen en gemetaboliseerd. Na absorptie door de darm via cholinetransporters (Li & Vance, 2008) bereiken de wateroplosbare vormen van choline de lever via portale circulatie. De vetoplosbare vormen worden daarentegen verpakt in chylomicronen, die worden geabsorbeerd en getransporteerd door lymfatische circulatie (Steven H. Zeisel, 1981).
Choline is in alle weefsels aanwezig als essentieel onderdeel van fosfolipiden. Het lichaam slaat het niet op in een bepaald weefsel, maar het komt in relatief hoge concentraties voor in essentiële organen zoals hersenen, lever en nieren. De placenta van zwangere vrouwen is een andere plek waar veel choline wordt opgeslagen. Hier betreft het vooral de vormen fosfatidylcholine en sfingomyeline, stoffen die belangrijk zijn voor een goede ontwikkeling van de foetus (Dietary Reference Values for choline, 2016a).
Choline wordt in het lichaam gemetaboliseerd via vier hoofdroutes die betrokken zijn bij de synthese van acetylcholine, trimethylamine (TMA), betaïne en fosfolipiden, elk met hun eigen functie (Wiedeman et al., 2018).
1. Synthese van acetylcholine. Choline wordt gebruikt als precursor voor de synthese van de neurotransmitter acetylcholine door choline acyltransferase in het cytosol van presynaptische cholinerge neuronen (Sarter & Parikh, 2005). Vervolgens wordt acetylcholine in blaasjes verpakt en afgegeven in de synaptische spleet, waar het bindt aan receptoren van het postsynaptische neuron in het centrale en perifere zenuwstelsel. Zo zorgt acetylcholine voor signaaloverdracht van neuron op neuron.
2. Synthese van betaïne. Choline kan onomkeerbaar worden geoxideerd naar betaïne. Betaïne is een belangrijke osmoliet in de nierglomerulus en helpt bij de reabsorptie van water uit de nierbuis (Wiedeman et al., 2018). Betaïne is daarnaast ook een methylgroepdonor bij homocysteinemetabolisme: het is betrokken bij de methylering van homocysteïne tot methionine. Methionine is de voorloper van de universele methyldonor, S -adenosylmethionine (SAM), dat betrokken is bij verschillende methyleringsreacties, zoals epigenetische regulatie van DNA en de novo synthese van fosfatidylcholine (Steven H. Zeisel, 2017).
3. Synthese van fosfatidylcholine. Choline is een voorloper voor de synthese van fosfatidylcholine (PC), de meest voorkomende vorm van fosfolipide in de celmembranen van het lichaam (Li & Vance, 2008). PC is een hoofdbestanddeel van VLDL's en is vereist voor hun secretie en de export van vet uit de lever (S H Zeisel, 2006).
4. Synthese van trimethylamine (TMA). In de dikke darm wordt niet-geabsorbeerde choline door de darmmicrobiota tot TMA gemetaboliseerd (Romano, Vivas, Amador-noguez, & Rey, 2015). TMA wordt vervolgens vanuit de darmen opgenomen in het bloed en vervoerd naar de lever. In de lever wordt TMA, een sterk geurende stof, normaalgesproken omgezet in het geurloze trimethylamine-N-oxide (TMAO), dat vervolgens via de urine uitgescheiden wordt.
Uitscheiding
Choline verlaat het lichaam in de vorm van metabolieten (betaïne/TMA/TMAO) via de gal met de feces of via de urine (Dietary Reference Values for choline, 2016a).
Mensen die een vetvrij-dieet volgen, eten vaak minder natuurlijke vetten. Net als vegetariërs en veganisten die geen dierlijke producten eten, lopen deze mensen daarom kans om te weinig choline uit hun voeding op te nemen. Sommige mensen hebben genetische polymorfismen, waardoor hun behoefte aan choline hoger of lager is (Da Costa et al., 2006, Ganz, Klatt, & Caudill, 2017).
Cholinedeficiëntie
Gezonde mensen met een normale foliumzuur- en vitamine B12-status die een cholinedeficiënt dieet kregen, ontwikkelden vetteleverziekte, leverschade of spierbeschadiging, die verdwenen zodra choline werd toegevoegd aan het dieet (Fischer et al., 2007, Steven H. Zeisel, 2000). Omdat choline een brede rol speelt van celstructuur tot neurotransmittersynthese, is cholinedeficiëntie van invloed op verschillende ziekten. Naast leververvetting zijn dit bijvoorbeeld ook atherosclerose (via lipoproteïnesecretie) en mogelijk neurologische aandoeningen (Li & Vance, 2008).
Ongeveer de helft van de bevolking heeft genetische polymorfismen (varianten) in genen die betrokken zijn bij cholinemetabolisme. Hierdoor verandert de gevoeligheid voor cholinedeficiëntie en wordt hun behoefte aan choline hoger of lager (Da Costa et al., 2006, Ganz et al., 2017). De huidige aanbevolen choline-inname houdt geen rekening met deze genetische variaties als een modulator van voedingsbehoeften.
Als inname via voeding tekortschiet, dan kan suppletie tijdelijk uitkomst bieden. CDP-choline (cytidinedifosfaat-choline) en cholinezouten, zoals het anorganische cholinechloride of het goed opneembare cholinebitartraat, zijn beschikbaar als supplementen. Daarnaast is choline suppletie beschikbaar als fosfatidylcholine en glycerofosfocholine. Het is raadzaam om voor het inzetten van suppletie uit te zoeken welke doseringsvorm het meest geschikt is.
Choline heeft veel aandacht gekregen vanwege mogelijke nadelige gezondheidsuitkomsten die zich tijdens de levenscyclus kunnen voordoen bij een tekort aan choline, waaronder geboorteafwijkingen, neurologische ontwikkeling en cognitieve veranderingen, leveraandoeningen en cardiovasculaire aandoeningen (CVD).
Cardiovasculaire ziekten (CVD)
Wanneer de cholinevoorraad in het lichaam onvoldoende is, is er een verminderde capaciteit om homocysteïne te methyleren tot methionine, en nemen de plasmaconcentraties van homocysteïne toe. Verhoogde homocysteïne is geassocieerd met een groter risico op verschillende chronische ziekten en aandoeningen, waaronder atherosclerose en cardiovasculaire aandoeningen (Leach et al., 2014). Hoewel de inname van choline en betaïne in verband is gebracht met lagere homocysteïneniveaus (Dalmeijer, Olthof, Verhoef, Bots, & van der Schouw, 2008), is er nog weinig bewijs dat verhoogde inname van choline en betaïne via voeding de kans op hart- en vaatziekten vermindert.
Neurologische ontwikkeling en cognitie
De rol van choline in neurologische ontwikkeling en cognitie betreft niet alleen de synthese van acetylcholine en onderdelen van celmembranen, maar ook genexpressie. De neurotransmitter acetylcholine die gevormd wordt uit choline, is essentieel voor hersen- en zenuwfuncties als geheugen, spiercontrole en stemming (Jiang, West, & Caudill, 2014). Verhoogde choline-inname lijkt het geheugen en cognitie te beïnvloeden, en ook bijvoorbeeld hersenfuncties bij alzheimer te verbeteren, al blijft het onduidelijk wat de optimale dosis is tijdens verschillende levensfases. (Bekdash, 2019). Steeds meer onderzoeken laten zien dat de huidige aanbevolen adequate inname van choline niet optimaal is voor een gezond proces van ouder worden (Jan Krzysztof Blusztajn, Slack, & Mellott, 2017; Wallace et al., 2018). Meer choline in het dieet zou neuropathologische veranderingen in het ouder wordende brein kunnen voorkomen of verbeteren (Velazquez et al., 2019).
Choline draagt bij tot de instandhouding van de normale leverfunctie. Een tekort aan choline kan leiden tot leveraandoeningen, zoals leververvetting. Dit komt omdat bij een tekort aan choline er ook een tekort is aan de metaboliet fosfatidylcholine. Dit is een essentiële component van VLDL, de lipoproteïnen die lipiden en cholesterol uit de lever transporteren. Bij cholinedeficiëntie hopen lipiden en cholesterol dus op in de lever (Vance, Li, & Jacobs, 2007). Daarnaast verandert bij cholinedeficiëntie ook de samenstelling van de darmflora, die een rol speelt bij de afbraak van choline. Deze veranderde darmflora kan ook bijdragen aan leververvetting (Campo, Eiseler, Apfel, & Pyrsopoulos, 2019).
Het optreden van leververvetting of spierbeschadiging bij personen die cholinedeficiënte diëten consumeren verschilt tussen geslacht en leeftijdsgroepen (Fischer et al., 2007). In het bijzonder zijn mannen en postmenopauzale vrouwen gevoeliger voor orgaandisfunctie in vergelijking met premenopauzale vrouwen bij cholinedeficiënte diëten. Dit heeft te maken met de hogere oestrogeenconcentraties bij premenopauzale vrouwen. Oestrogeen verhoogt de endogene synthese van fosfatidylcholine via de PEMT-route. Daarom zouden vrouwen in de premenopauze minder choline via de voeding nodig hebben dan mannen en postmenopauzale vrouwen. Dit komt echter nog niet terug in de aanbevelingen van EFSA.
Steeds meer wordt duidelijk dat het belangrijk is om voldoende choline in te nemen tijdens de zwangerschap. Choline is nodig voor fysiologische processen tijdens de prenatale ontwikkeling met een rol in de biosynthese van celmembranen en weefselgroei, neurotransmissie en hersenontwikkeling, en methyleringsprocessen en genexpressie. Onderzoeken in zowel dieren als mensen laten zien dat het aanvullen van het moederdieet met extra choline de placentafunctie verbetert en de foetus beschermt tegen neurale en metabole afwijkingen. Op basis van de beschikbare en opkomende wetenschap is het advies voor nu om tijdens de zwangerschap dagelijks 450-1000 mg choline in te nemen. Dit zou de ontwikkeling van de foetus ondersteunen en de zwangerschapsuitkomsten verbeteren (Korsmo et al., 2019).
Choline wordt als veilig beschouwd en wordt over het algemeen goed verdragen. Gebruik van choline dient vermeden te worden bij overgevoeligheid of allergie voor choline, lecithine, fosfatidylcholine of producten die deze substanties bevatten.
Choline is betrokken bij een breed scala van kritieke fysiologische functies in alle fasen van de levenscyclus. Het binnenkrijgen van voldoende choline via de voeding is daarom belangrijk voor een optimale gezondheid (Steven H. Zeisel & Da Costa, 2009). De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) kwam in 2016 met voedingsaanbevelingen voor choline (“Dietary Reference Values for choline,” 2016b). De behoefte aan choline via de voeding is afhankelijk van leeftijd, geslacht, genetisch polymorfisme, zwangerschap en lactatie (Leermakers et al., 2015).
Voedingsnorm
De voedingsnorm voor choline van de Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA uit 2016 is door de Gezondheidsraad ook overgenomen voor Nederland, hoewel in de algemene Nederlandse populatie geen klinische verschijnselen van een tekort voor lijken te komen (Gezondheidsraad, 2018).
Aanbevelingen adequate intake (AI) voor choline (EFSA, 2016) | ||
Leeftijd |
AI (mg/dag) | |
Baby’s |
0-6 maanden |
120 |
7-12 maanden |
160 | |
Kinderen |
1-3 jaar |
140 |
4-6 jaar |
170 | |
7-10 jaar |
250 | |
11-14 jaar |
340 | |
15-17 jaar |
400 | |
Volwassenen |
Ouder dan 18 jaar |
400 |
Zwangerschap |
480 | |
Borstvoeding |
520 |
Therapeutische dosering
Het Linus Pauling Institute, opgericht door Linus Pauling die de orthomoleculaire geneeskunde heeft geïntroduceerd, volgt de door de Food and Nutrition Board aanbevolen adequate inname van choline: 550 mg/dag voor volwassen mannen, en 425 mg/dag voor volwassen vrouwen. Een gevarieerde voeding zou voor de meeste mensen in genoeg choline moeten voorzien, maar veganisten die bijvoorbeeld ook geen eieren gebruiken, lopen risico op onvoldoende choline-inname. Er is nog weinig bekend over de hoeveelheid choline uit voedsel die nodig is voor een optimale gezondheid of voorkomen van chronische ziekten in oudere volwassenen (>50 jaar). Daarom is het advies voor ouderen hetzelfde als dat voor jongere volwassenen.
Aanbevolen adequate choline-inname (AI) versus werkelijke intake
De gemiddelde choline-inname bij Nederlandse volwassenen ligt voor mannen op 448 mg/dag, rond de door EFSA aanbevolen AI van 400 mg/dag. Volwassen vrouwen zitten daar met 330 mg/dag onder, zeker als het gaat om zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, waarvoor de AI een stuk hoger ligt (Vennemann et al., 2015). Ook buiten Nederland geldt over het algemeen dat de geschatte choline-inname bij volwassenen, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven lager is dan de aanbevolen AI (Wiedeman et al., 2018).
Zwangerschap
Omdat het steeds duidelijker wordt hoe belangrijk voldoende choline-opname is voor de prenatale ontwikkeling en een goed verloop van de zwangerschap, wordt zwangere vrouwen een dagelijkse inname van 450-1000 mg choline via een dieet of aanvullende supplementen aangeraden (Korsmo et al., 2019; Wallace, Blusztajn, Caudill, Klatt, & Zeisel, 2019).
Het aanvaardbare bovenste inname niveau (UL) voor choline is vastgesteld op 3,5 g/dag voor volwassenen (IOM, 1998; Yates, Schlicker, & Suitor, 1998) . Deze UL is voornamelijk gebaseerd op het voorkomen van hypotensie (lage bloeddruk) en ten tweede op het voorkomen van de visachtige lichaamsgeur als gevolg van verhoogde uitscheiding van trimethylamine, een metaboliet van choline.
Bij te hoge doseringen (10-16 gr/dag) kan choline bijwerkingen hebben zoals zweten, een visgeur, gastro-intestinale problemen, bloeddrukverlaging en misselijkheid. Bij mensen met de zeldzame stofwisselingsziekte trimethylaminuria kan ook het gebruik van lagere doseringen choline een sterke visachtige lichaamsgeur veroorzaken.
Interacties met andere voedingsstoffen
Choline is - via betaïne - samen met verschillende B-vitamines als foliumzuur, vitamine B12, vitamine B6 en riboflavine betrokken bij de verschillende routes in homocysteïnemetabolisme en het genereren van de universele methylgroepdonor, S-adenosylmethionine (SAM). De behoefte aan choline wordt daarom beïnvloed door de relatie tussen choline en andere methylgroepdonoren zoals foliumzuur en S-adenosylmethionine (Wortmann & Mayr, 2019). Een lage inname van foliumzuur leidt tot een verhoogde vraag naar van choline afgeleide metaboliet betaïne. Bovendien is de novo-synthese van fosfatidylcholine niet voldoende om een ??adequate voedingsstatus van choline te behouden wanneer de inname van foliumzuur en choline in de voeding laag is (Jacob, Jenden, Allman-Farinelli, & Swendseid, 1999). Omgekeerd neemt de vraag naar foliumzuur toe wanneer het voedingsaanbod voor choline beperkt is (Kim et al., 1994).
Geneesmiddelen
Gebruik van methotrexaat kan leiden tot een verhoogde behoefte aan choline (Hardwick et al., 2014). Gebruik van fibraten (zoals ciprofibraat, gemfibrozil en bezofibraat) kan zorgen voor een verhoogde uitscheiding van betaïne (Lever et al., 2010).
Methotrexaat
Methotrexaat, een medicijn dat wordt gebruikt bij de behandeling van kanker, psoriasis en reumatoïde artritis, remt het enzym dihydrofolaatreductase en beperkt daarom de beschikbaarheid van methylgroepen gedoneerd uit folaatderivaten. Ratten die methotrexaat kregen, vertoonden aanwijzingen voor een verminderde voedingsstatus van choline en grotere bijwerkingen van het geneesmiddel als gevolg van leverdisfunctie (Hardwick et al., 2014). Mensen die methotrexaat gebruiken, kunnen dus een verhoogde behoefte aan choline hebben.
Fibraten
Behandelingen met lipidenverlagende fibraten zoals ciprofibraat, gemfibrozil en bezofibraat zijn in verband gebracht met een verhoogde uitscheiding van betaïne in de urine en een stijging van de homocysteïneconcentratie in het bloed van patiënten met diabetes mellitus of metabool syndroom (Lever et al., 2014). Als de voordelen van fibraattherapie inderdaad worden verminderd door fibraat-geïnduceerde betaïne-deficiëntie, zou het gebruik en de veiligheid van het aanvullen van patiënten met betaïne moeten worden overwogen (Lever et al., 2010).
Een goed homocysteïnemetabolisme (SAM-synthese) is afhankelijk van de beschikbaarheid van voedingsnutriënten als folaat, vitamine B6 en B12, methionine, choline en betaïne. Daarom gaat choline met deze stoffen een goede samenwerking aan. Gelijktijdige inname van choline met bijvoorbeeld vitamine B6 ondersteunt een normaal homocysteïnemetabolisme, waarbij choline ook bijdraagt aan een goede vetstofwisseling en het behoud van een normale leverfunctie. Vitamine B6 draagt naast het homocysteïnemetabolisme bij aan een normale functie van het zenuwstelsel en een normaal psychologisch functioneren.
Stoffen als DHA en EPA dragen bij tot de instandhouding van normale triglyceridengehalten in het bloed en een normaal vetgehalte. Daarom vormt choline een goede synergistische combinatie met DHA en andere omega-3-vetzuren in een normaal lipidenmetabolisme. Ook vitamine D combineert goed met choline; beiden dragen bij aan de normale functie van de hersenen en het zenuwstelsel.
Ballinger, E. C., Ananth, M., Talmage, D. A., & Role, L. W. (2016, September 21). Basal Forebrain Cholinergic Circuits and Signaling in Cognition and Cognitive Decline. Neuron, Vol. 91, pp. 1199–1218. https://doi.org/10.1016/j.neuron.2016.09.006
Bekdash, R. A. (2019, December 1). Neuroprotective effects of choline and other methyl donors. Nutrients, Vol. 11. https://doi.org/10.3390/nu11122995
Blusztajn, J K, & Mellott, T. J. (2012). Choline nutrition programs brain development via DNA and histone methylation. Cen Nerv Syst Agents Med ChemJun;, 12(2), 82–94.
Blusztajn, Jan Krzysztof, & Rinnofner, J. (2016). Intrinsic cholinergic neurons in the hippocampus: Fact or artifact? Frontiers in Synaptic Neuroscience, 8(MAR). https://doi.org/10.3389/fnsyn.2016.00006
Blusztajn, Jan Krzysztof, Slack, B. E., & Mellott, T. J. (2017, August 1). Neuroprotective actions of dietary choline. Nutrients, Vol. 9. https://doi.org/10.3390/nu9080815
Campo, L., Eiseler, S., Apfel, T., & Pyrsopoulos, N. (2019). Fatty Liver Disease and Gut Microbiota: A Comprehensive Update. Journal of Clinical and Translational Hepatology, 7(1), 1–5. https://doi.org/10.14218/jcth.2018.00008
Da Costa, K. A., Kozyreva, O. G., Song, J., Galanko, J. A., Fischer, L. M., & Zeisel, S. H. (2006). Common genetic polymorphisms affect the human requirement for the nutrient choline. FASEB Journal, 20(9), 1336–1344. https://doi.org/10.1096/fj.06-5734com
Dalmeijer, G. W., Olthof, M. R., Verhoef, P., Bots, M. L., & van der Schouw, Y. T. (2008). Prospective study on dietary intakes of folate, betaine, and choline and cardiovascular disease risk in women. European Journal of Clinical Nutrition, 62(3), 386–394. https://doi.org/10.1038/sj.ejcn.1602725
Dietary Reference Values for choline. (2016a). In EFSA Journal (Vol. 14). https://doi.org/10.2903/j.efsa.2016.4484
Dietary Reference Values for choline. (2016b). EFSA Journal, 14(8). https://doi.org/10.2903/j.efsa.2016.4484
Fischer, L. M., DaCosta, K. A., Kwock, L., Stewart, P. W., Lu, T. S., Stabler, S. P., … Zeisel, S. H. (2007). Sex and menopausal status influence human dietary requirements for the nutrient choline. American Journal of Clinical Nutrition, 85(5), 1275–1285. https://doi.org/10.1093/ajcn/85.5.1275
Ganz, A. B., Klatt, K. C., & Caudill, M. A. (2017, August 4). Common genetic variants alter metabolism and influence dietary choline requirements. Nutrients, Vol. 9. https://doi.org/10.3390/nu9080837
Gezondheidsraad. (2018). Voedingsnormen voor vitamines en mineralen voor volwassenen. Den Haag, NL.
Hardwick, R. N., Clarke, J. D., Lake, A. D., Canet, M. J., Anumol, T., Street, S. M., … Cherrington, N. J. (2014). Increased susceptibility to methotrexate-induced toxicity in nonalcoholic steatohepatitis. Toxicological Sciences, 142(1), 45–55. https://doi.org/10.1093/toxsci/kfu156
IOM. (1998). Dietary Reference intakes for thiamin, riboflavin, niacin, vitamin B6, folate, vitamin B12, pantothenic acid, biotin and choline: a report of the Standing Committee on the Scientific Evaluation of Dietary Reference Intakes and its Panel on Folate, Other B. In Trends in Food Science & Technology. https://doi.org/10.1016/S0924-2244(01)00010-3
Jacob, R. A., Jenden, D. J., Allman-Farinelli, M. A., & Swendseid, M. E. (1999). Folate Nutriture Alters Choline Status of Women and Men Fed Low Choline Diets. The Journal of Nutrition, 129(3), 712–717. https://doi.org/10.1093/jn/129.3.712
Jiang, X., West, A. A., & Caudill, M. A. (2014). Maternal choline supplementation: a nutritional approach for improving offspring health? Trends in Endocrinology and Metabolism: TEM, 25(5), 263–273. https://doi.org/10.1016/j.tem.2014.02.001
Jiang, X., Yan, J., West, A. A., Perry, C. A., Malysheva, O. V., Devapatla, S., … Caudill, M. A. (2012). Maternal choline intake alters the epigenetic state of fetal cortisol-regulating genes in humans. FASEB Journal, 26(8), 3563–3574. https://doi.org/10.1096/fj.12-207894
Kim, Y.-I., Miller, J. W., da Costa, K.-A., Nadeau, M., Smith, D., Selhub, J., … Mason, J. B. (1994). Severe Folate Deficiency Causes Secondary Depletion of Choline and Phosphocholine in Rat Liver. The Journal of Nutrition, 124(11), 2197–2203. https://doi.org/10.1093/jn/124.11.2197
Korsmo, H. W., Jiang, X., & Caudill, M. A. (2019). Choline: Exploring the growing science on its benefits for moms and babies. Nutrients, 11(8). https://doi.org/10.3390/nu11081823
Leach, N. V., Dronca, E., Vesa, S. C., Sampelean, D. P., Craciun, E. C., Lupsor, M., … Grigorescu, M. (2014). Serum homocysteine levels, oxidative stress and cardiovascular risk in non-alcoholic steatohepatitis. European Journal of Internal Medicine, 25(8), 762–767. https://doi.org/10.1016/j.ejim.2014.09.007
Leermakers, E. T. M., Moreira, E. M., Kiefte-de Jong, J. C., Darweesh, S. K. L., Visser, T., Voortman, T., … Franco, O. H. (2015). Effects of choline on health across the life course: A systematic review. Nutrition Reviews. https://doi.org/10.1093/nutrit/nuv010
Lever, M., George, P. M., Slow, S., Elmslie, J. L., Shand, B. I., Scott, R. S., & Chambers, S. T. (2010). Fibrates plus betaine: a winning combination? The New Zealand Medical Journal, 123(1324), 74–78. Retrieved from http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20953225
Lewis, E. D., Field, C. J., & Jacobs, R. L. (2015). Should the forms of dietary choline also be considered when estimating dietary intake and the implications for health? Lipid Technology, 27(10), 227–230. https://doi.org/10.1002/lite.201500048
Li, Z., Agellon, L. B., Allen, T. M., Umeda, M., Jewell, L., Mason, A., & Vance, D. E. (2006). The ratio of phosphatidylcholine to phosphatidylethanolamine influences membrane integrity and steatohepatitis. Cell Metabolism, 3(5), 321–331. https://doi.org/10.1016/j.cmet.2006.03.007
Li, Z., & Vance, D. E. (2008, June 1). Phosphatidylcholine and choline homeostasis. Journal of Lipid Research, Vol. 49, pp. 1187–1194. https://doi.org/10.1194/jlr.R700019-JLR200
McCorry, L. K. (2007). Physiology of the autonomic nervous system. American Journal of Pharmaceutical Education, 71(4). https://doi.org/10.5688/aj710478
Romano, K. A., Vivas, E. I., Amador-noguez, D., & Rey, F. E. (2015). Intestinal Microbiota Composition Modulates Choline Bioavailability. MBio, 6(2), 1–8. https://doi.org/10.1128/mBio.02481-14.Editor
Sarter, M., & Parikh, V. (2005, January). Choline transporters, cholinergic transmission and cognition. Nature Reviews Neuroscience, Vol. 6, pp. 48–56. https://doi.org/10.1038/nrn1588
Shaw, G. M., Carmichael, S. L., Yang, W., Selvin, S., & Schaffer, D. M. (2004). Periconceptional dietary intake of choline and betaine and neural tube defects in offspring. American Journal of Epidemiology, 160(2), 102–109. https://doi.org/10.1093/aje/kwh187
Vance, D. E., Li, Z., & Jacobs, R. L. (2007, November 16). Hepatic phosphatidylethanolamine N-methyltransferase, unexpected roles in animal biochemistry and physiology. Journal of Biological Chemistry, Vol. 282, pp. 33237–33241. https://doi.org/10.1074/jbc.R700028200
Velazquez, R., Ferreira, E., Knowles, S., Fux, C., Rodin, A., Winslow, W., & Oddo, S. (2019). Lifelong choline supplementation ameliorates Alzheimer’s disease pathology and associated cognitive deficits by attenuating microglia activation. Aging Cell, 18(6). https://doi.org/10.1111/acel.13037
Vennemann, F. B. C., Ioannidou, S., Valsta, L. M., Dumas, C., Ocké, M. C., Mensink, G. B. M., … Héraud, F. (2015). Dietary intake and food sources of choline in European populations. British Journal of Nutrition, 114(12), 2046–2055. https://doi.org/10.1017/S0007114515003700
Wallace, T. C., Blusztajn, J. K., Caudill, M. A., Klatt, K. C., Natker, E., Zeisel, S. H., & Zelman, K. M. (2018). Choline: The Underconsumed and Underappreciated Essential Nutrient. Nutrition Today, 53(6), 240–253. https://doi.org/10.1097/NT.0000000000000302
Wallace, T. C., Blusztajn, J. K., Caudill, M. A., Klatt, K. C., & Zeisel, S. H. (2019). Choline: The Neurocognitive Essential Nutrient of Interest to Obstetricians and Gynecologists. Journal of Dietary Supplements. https://doi.org/10.1080/19390211.2019.1639875
Wiedeman, A. M., Barr, S. I., Green, T. J., Xu, Z., Innis, S. M., & Kitts, D. D. (2018, October 16). Dietary choline intake: Current state of knowledge across the life cycle. Nutrients, Vol. 10. https://doi.org/10.3390/nu10101513
Wortmann, S. B., & Mayr, J. A. (2019). Choline-related-inherited metabolic diseases—A mini review. Journal of Inherited Metabolic Disease, 42(2), 237–242. https://doi.org/10.1002/jimd.12011
Yates, A. A., Schlicker, S. A., & Suitor, C. W. (1998). Dietary Reference Intakes: The new basis for recommendations for calcium and related nutrients, B vitamins, and choline. Journal of the American Dietetic Association, 98(6), 699–706. https://doi.org/10.1016/S0002-8223(98)00160-6
Zeisel, S H. (2006). Choline: critical role during fetal development and dietary requirements in adults. Annu Rev. Nutr, 26, 229–250.
Zeisel, Steven H. (1981). Dietary Choline: Biochemistry, Physiology, and Pharmacology. Annual Review of Nutrition, 1(1), 95–121. https://doi.org/10.1146/annurev.nu.01.070181.000523
Zeisel, Steven H. (2017, May 1). Choline, other methyl-donors and epigenetics. Nutrients, Vol. 9. https://doi.org/10.3390/nu9050445
Zeisel, Steven H., & Da Costa, K. A. (2009, November). Choline: An essential nutrient for public health. Nutrition Reviews, Vol. 67, pp. 615–623. https://doi.org/10.1111/j.1753-4887.2009.00246.x
Zeisel, Steven H., Klatt, K. C., & Caudill, M. A. (2018). Choline. Advances in Nutrition, 9(1), 58–60. https://doi.org/10.1093/advances/nmx004
Zeisel, Steven H., Mar, M.-H., Howe, J. C., & Holden, J. M. (2003). Concentrations of Choline-Containing Compounds and Betaine in Common Foods. The Journal of Nutrition, 133(5), 1302–1307. https://doi.org/10.1093/jn/133.5.1302